SV | Toen werden des konings schrijvers geroepen, ter zelfder tijd, in de derde maand (zij is de maand Sivan), op den drie en twintigsten derzelve, en er werd geschreven naar alles, wat Mordechai gebood, aan de Joden, en aan de stadhouders, en landvoogden, en oversten der landschappen, die van Indie af tot aan Morenland [strekken], honderd zeven en twintig landschappen, een ieder landschap naar zijn schrift, een ieder volk naar zijn spraak; ook aan de Joden naar hun schrift en naar hun spraak. |
WLC | וַיִּקָּרְא֣וּ סֹפְרֵֽי־הַמֶּ֣לֶךְ בָּֽעֵת־הַ֠הִיא בַּחֹ֨דֶשׁ הַשְּׁלִישִׁ֜י הוּא־חֹ֣דֶשׁ סִיוָ֗ן בִּשְׁלֹושָׁ֣ה וְעֶשְׂרִים֮ בֹּו֒ וַיִּכָּתֵ֣ב כְּֽכָל־אֲשֶׁר־צִוָּ֣ה מָרְדֳּכַ֣י אֶל־הַיְּהוּדִ֡ים וְאֶ֣ל הָאֲחַשְׁדַּרְפְּנִֽים־וְהַפַּחֹות֩ וְשָׂרֵ֨י הַמְּדִינֹ֜ות אֲשֶׁ֣ר ׀ מֵהֹ֣דּוּ וְעַד־כּ֗וּשׁ שֶׁ֣בַע וְעֶשְׂרִ֤ים וּמֵאָה֙ מְדִינָ֔ה מְדִינָ֤ה וּמְדִינָה֙ כִּכְתָבָ֔הּ וְעַ֥ם וָעָ֖ם כִּלְשֹׁנֹ֑ו וְאֶ֨ל־הַיְּהוּדִ֔ים כִּכְתָבָ֖ם וְכִלְשֹׁונָֽם׃ |
Trans. | wayyiqqārə’û sōfərê-hammeleḵə bā‘ēṯ-hahî’ baḥōḏeš haššəlîšî hû’-ḥōḏeš sîwān bišəlwōšâ wə‘eśərîm bwō wayyikāṯēḇ kəḵāl-’ăšer-ṣiûâ mārədŏḵay ’el-hayyəhûḏîm wə’el hā’ăḥašədarəpənîm-wəhapaḥwōṯ wəśārê hamməḏînwōṯ ’ăšer| mēhōdû wə‘aḏ-kûš šeḇa‘ wə‘eśərîm ûmē’â məḏînâ məḏînâ ûməḏînâ kiḵəṯāḇāh wə‘am wā‘ām kiləšōnwō wə’el-hayyəhûḏîm kiḵəṯāḇām wəḵiləšwōnām: |
Toen werden des konings schrijvers geroepen, ter zelfder tijd, in de derde maand (zij is de maand Sivan), op den drie en twintigsten derzelve, en er werd geschreven naar alles, wat Mordechai gebood, aan de Joden, en aan de stadhouders, en landvoogden, en oversten der landschappen, die van Indië af tot aan Morenland [strekken], honderd zeven en twintig landschappen, een ieder landschap naar zijn schrift, een ieder volk naar zijn spraak; ook aan de Joden naar hun schrift en naar hun spraak.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen werden des konings schrijvers geroepen, ter zelfder tijd, in de derde maand (zij is de maand Sivan), op den drie en twintigsten derzelve, en er werd geschreven naar alles, wat Mordechai gebood, aan de Joden, en aan de stadhouders, en landvoogden, en oversten der landschappen, die van Indië af tot aan Morenland [strekken], honderd zeven en twintig landschappen, een ieder landschap naar zijn schrift, een ieder volk naar zijn spraak; ook aan de Joden naar hun schrift en naar hun spraak.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!